Schermafdruk 2014-07-24 11.32.27Ik woon landelijk. Héél landelijk. Op het spitsuur passeren hier drie auto’s. Mijn straatje is een holle straat met dikke, zware kasseien en binnen 2 minuten wandelen zit ik in het bos. Ik ben hier in 1993 komen wonen en was piepjong. In de ogen van de buren.

Zo was er buurman Marcel. Die heeft mijn jongste leren fietsen. Hij zat op zijn stoel. Aan het zuurstofapparaat gekluisterd. Met een ferme stem gaf hij instructies. Ze luisterde en hup, ze was vertrokken. Vallen deed ze in de berm. Niks aan de hand. ’s Avonds deed ze de andere buren na. Ik heb haar niets gezegd of gevraagd. Ze dééd dat. Gewoon. Zoals kinderen kunne zijn. Ze nam haar plastic fluoroze kinderstoeltje onder de arm en ging bij hem zitten. Er werd amper iets gezegd. Maar je zag dat ze genoten.

In mijn straatje gebeurde iets speciaals met de buren. Iets onbetaalbaar. Zodra het weer het toeliet en even na 18u (etenstijd),  zag je ze  een voor een naar buiten komen. Met een klapstoel onder de arm. Meestal verzamelden ze bij Marcel.  Babbelen en lachen deden ze tot 22u.  Toen hij overleed, werd het huis van mijn overburen (Maria en Albert en hun zoon Henri) de vaste stek.  Geen drank. Geen hapje. Niets. Tout simple.

Mijn kinderen sliepen in op het zachte geroezemoes van hun stemmen. Vooral Pieters stem was er een uit de duizend. Héél diep, grommend, grappig.
Kwam ik na het werk aangereden, was het altijd Pieter die me verwelkomde met een of andere leuke opmerking. Hoe gevatter ik antwoordde, hoe liever hij het had. De rest lachte smakelijk mee. Pieter is begin dit jaar overleden. Wat mis ik die loebas.

Ach, ze vallen allemaal een na een weg. Ik heb iets té veel lijkwagens gezien in mijn straatje. De meesten zijn in hun huis ‘vertrokken’. Omringd door hun familie.  Marcel, Albert, Constant, René. En nu Pieter. Alleen Rosa, Marieke en Maria met haar trouwe en barse zoon Henri blijven over. Af en toe zie ik ze. Maria en Henri. Voor hun deur. In hun stoelen. Stilletjes. Té stil.