Elk huisje heeft zijn kruisje. Bij sommigen is een hele kathedraal op hun dak gevallen.  Plots zag ik haar. Ze zipte aan een grote beker.  De beker gaat naar beneden en dan zie ik het. Haar gezicht is zwaar misvormd. Haar linkerkaak is verdwenen. Ongeval? Ziekte? Zo geboren?
En ze wéét het. Dat mensen staren. Ik staar. ‘Godverdoemme. Hou op Ann, je stààrt.’

Hoe vaak per dag zou ze dit niet meemaken. Aan haar rustige blik en houding merk ik dat ze het gewoon is. Meer nog, dat ze met die blikken en reacties heeft leren leven. Mensen staren. Enkele seconden. So What!? Vooral hun probleem.

Mijn broer heeft op zijn 16de een vreselijk ongeval meegemaakt. Een dronken  chauffeur is op een groepje vrienden ingereden. Resultaat: 1 dode, twee zwaargewonden, 8-tal lichtgewonden en rest in shock. Mijn broer behoorde bij de zwaar gekwetsten. Zijn hele rechterkant lag aan diggelen. Been gebroken, arm gebroken, ribben. De breuken zijn hersteld. De rechterarm is verlamd. Een levenslang verdict.  Hij én wij hebben leren leven met die blikken. Het IS zo. Punt. Klaar. NEXT!

Van mijn broer leerde ik ook dat iets buiten-normaal de aandacht trekt. Zeker een handicap of beperking. Mensen loeren. ‘Ik kijk ook naar iemand met een handicap’, zegt hij. Ie-de-reen kijkt. Ofwel word je doodongelukkig ofwel leer je hiermee leven. Mijn broer en zovelen hebben gekozen voor optie 2. Anders word je goed zot.

Laten doen dus. En hoe rustig je er zelf onder blijft, hoe rustiger de staarder wordt. Je hebt natuurlijk de onbeschofteriken. Laten we hier verder geen aandacht aan besteden. Mijn broer is in die houding moeten groeien. Dat lukt niet op één week. Zelfs niet op een half jaar. Ook niet op een jaar. Daar heb je tijd voor nodig.

Ik ben er zéker van dat deze moedige mevrouw (40 à 45 jaar) ook door dat akelig proces is moeten gaan. Als niet-gehandicapte heb je gewoon geen idee. En vergeet niet dat ze een VROUW is. Dan moet je het nog meer van ‘schoonheid‘ hebben. Voor iedereen is het gezicht een visitekaartje. En als op precies die plek zo’n ravage heeft gewoed, dan moet je verdomd hele zware drempels over. En néén, ze zat niet met haar rug naar het volk toe. En néén, ze droeg geen sjaal om een deel van haar gelaat te bedekken. Gewoon zoals iedereen. Met dat beetje extra moed.

Ik heb gekeken. En ik heb zeker niet weggekeken. Want dat is je eerste reflex. En dat vindt mijn broer nog het allerergste. Raprap wegkijken alsof je er niet bent. Ik hoop dat ze na die éne domme seconde zag dat ik me comfortabel voelde in haar bijzijn.

Ze stond op en wandelde verder. Ze was modieus gekleed, maatje 38, mooie benen, mooie armen. Een fris kapseltje. Achteraan zag ze er fenomenaal uit. Toen zag ik voorbijgangers. Ze keken. Eén keer ze was gepasseerd, draaiden ze zich om. Gelukkig zag ze dat niet. Maar ze wéét het wel.

De volgende keer dat ik begin te zeuren over een gescheurde nagel of die paar kilo’s teveel zal ik al even snel zeer beschaamd zijn en denken aan deze moedige vrouw die me een simpel lesje in nederigheid heeft gegeven.