Piet Teigeler

Piet Teigeler

 

Piet Teigeler (80) is onze oudste Wifty Guest! En daar zijn we fier op want Piet is niet zomaar de eerste de beste. Hij heeft al een paar levens achter de rug als hoofdredacteur, barman, beatnik, content producer én auteur van 17 misdaadromans. Daarnaast is hij een aimabel medemens met veel gevoel voor humor. Een man naar ons hart dus, we lezen maar wat graag zijn kijk op de dingen des levens die hij ventileert vanuit Spanje.

De lichtjes van de Schelde

In tegenstelling tot het Engeland, waar de Brexit terug naartoe wil, heeft het Antwerpen van de Tall Ships wél echt bestaan. 

Ik hoef maar even mijn ogen te sluiten en ik zie ze, dat woud van hoge masten in de dokken rond het Eilandje, die afgetuigde viermastbark die door een stoomsleepboot over de Schelde wordt getrokken.

Aan het handje van de opeenvolgende commensalen die, in het huis van mijn grootouders onderdak kregen, in ruil voor een beetje babysitten, ben ik honderden keren naar Het Scheld gewandeld. Altijd naar de rivier, want zowel meneer Dédé als meneer Emile hadden een varend verleden.

Wij gingen ook niet naar De Pont, de drijvende aanlegsteiger tussen Noorder- en Zuiderterras, want dat was voor de toeristen. Wij, professionals, deden elke dag Het Loodswezen aan om er, met een norse hoofdknik, andere zeerobben te begroeten. Het pleintje bij het imposante gebouw beschikte over een monument voor de zeelieden, een wit geschilderde borstwering waar je overheen kon hangen om de bocht van Oosterweel te zien en de dodelijke kolken bij de Bonapartesluis, alsook een urinoir dat was ingebouwd in een lantaarnpaal.

Op elk van de zitbanken van deze Zeeuwse Koornmarkt, heb ik bloedstollende verhalen gehoord over dodelijke volgzeeën, muitende matrozen en sadistische dekofficieren. Ik heb er tabak pruimende mannen ontmoet die eigenlijk nooit naar zee hadden gewild, maar die geshanghaid waren en gewoon geraakt aan het leven aan boord. Ik heb er zelf verhalen verzonnen over mijn Duitse opa, die inderdaad een Kaaphoorner was, maar die ik maar één keer gezien heb, vóór de oorlog die hij niet zou overleven.

Jaren later, toen ik al een opgeschoten slungel was, pakte ik wel eens een pintje in Cafe Casino, aan de Oude Manstraat, waar Vuile Piet al sinds de hoogdagen van de zeilvaart achter de toog stond. Ik bewonderde er de magnifieke, naïeve muurschildering boven het langwerpige pissijn, leerde er een onfeilbare remedie voor de hik en aanhoorde er verhalen over zeelieden die hun overgebleven kleingeld op de kaai te grabbel gooiden, omdat het ongeluk bracht de zeilen te hijsen met een cent op zak.

Zodra ik kon lezen, vrat ik natuurlijk tonnen literatuur over alles wat te maken had met de zee. Het zal je verwonderen dat ik zelf niet het zeegat uitvoer, maar in de jaren vijftig lachten ze je de zeevaartschool uit als je een bril droeg. Bovendien werd ik al zeeziek op de stadstram. 

Niettemin ben ik een telg uit een zeevarend geslacht en word ik een beetje weemoedig telkens de grote zeilschepen mijn geboortestad aandoen.

De Windjammers en ik zijn allang uit Antwerpen verdwenen, maar er zijn hoogdagen waarop wij ons optuigen om te wuiven naar een publiek, dat zoveel jonger is dan wij. 

In mijn hoofd zie ik ze dan weer eens, de lichtjes van de Schelde.

Piet