We krijgen heel veel reacties op Wifty posts over vrouwen die de transformatie naar grijs omarmen. Meestal aanmoedigende reacties, maar ook sceptische. “Ik wil wel getuigen over mijn stap naar zilver en dan toch terug naar donker.” reageerde Toos. Dus nodigden we haar uit om haar verhaal te vertellen.

🔥 TOOS: “Het is me wat de laatste tijd, die hype over grijze haren. Alsof elke vrouw boven de 50 ermee bezig is. Het dilemma van de Wifty. Ga ik voor grijs of toch maar kleuren? Iedereen zijn of haar eigen mening, eigen gevoel, eigen verwachting, laten we daar eerst vanuit gaan. Je vooral niet teveel laten beïnvloeden door anderen. Ik heb heel erg de indruk dat het de laatste jaren bijna een must is om je zich van pigment onttrekkende haar zijn gang te laten gaan. Je moet je grijze haren omarmen, wordt er wel eens aangeraden. Ga voluit voor natuurlijk, dat is het mooist. 
Of het makkelijkst. Of het goedkoopst. Toen ik 57 was, ondertussen alweer een jaar of vijf geleden, was ik het echt beu om mijn haar te kleuren. Ik was altijd een ‘zwartje’ geweest en dan zijn die zilveren slierten dubbel zo goed zichtbaar dan bij een ‘blondje’. Eerst was het om de acht weken kleuren, dan om de zes, dan om de vier en uiteindelijk piepte het zilver amper een week na de kleuring alweer door de donkere lokken. Blond dan maar? Goed idee, laten we dat eens proberen. Dat zag er leuk uit, maar na een tamelijk korte tijd was ik die blondine in de spiegel beu. Dat was ik niet en ik voelde me er niet goed bij. Onder invloed van een goede vriendin die in alles wat ze doet voor puur natuur kiest, begon ik te overwegen om mijn haardos zijn gang maar te laten gaan. Alleen, geen peper en zout. Met alle respect voor wie er wel voor kiest, ik vind het er doorgaans onverzorgd uitzien en het maakt je teint valer. Ik besloot om voluit voor zilver te gaan. Ik woonde in die periode in een Braziliaans gehucht, niet bepaald bekend om zijn vooruitstrevende kappers, maar daar ging ik. Acht uur heb ik in het kapsalon gezeten. Het leek of de kapster in slow motion werkte en bovendien moest het product dat mijn haar van al zijn natuurlijke kleur zou onttrekken eindeloos lang inwerken. Maar het resultaat beviel me wel. Een kort, platinablond kopje. Het had iets stoers en vrouwelijks tegelijkertijd en ik was er heel blij mee. Ook mijn man en de meeste van mijn vrienden vonden het heel tof. Achteraf bleek dat enthousiasme bij velen niet helemaal eerlijk te zijn geweest. Waar ik niet op gerekend had, was dat ook dat platina uitgroeit natuurlijk en je na verloop van tijd alsnog met een peper-en-zout-kop overblijft. En die behandeling alsmaar over doen, zou het haar volledig kapot maken. Rond mijn zestigste had ik het wel gehad met dat grijs en al dat natuurlijk zijn. Ik vond me er niet fris en stralend uitzien, maar vooral oud. Toen iemand me vroeg of ik toch al een tijdje met pensioen was, maakte ik meteen een kappersafspraak. Ik zou terug voor kleur gaan.
Sindsdien ben ik niet terug een ‘zwartje’, maar wel een brunette. Mijn fantastische kapper die een echte kleur wizard is, zorgt voor veel diepte in de kleur, zodat het er heel natuurlijk uitziet. Hij tovert bovenaan een donkere uitgroei en gooit er op de lengte hier en daar wat blonde slierten door. Vrienden en kennissen hebben vaak niet meteen door wat er precies aan me veranderd is, maar sinds ik weer kleur hoor ik veel vaker dat ik er goed uit zie, jonger ook. Mijn spiegelbeeld had me dus niet bedrogen.
Uiteraard komt het grijs bovenaan nog altijd snel piepen, maar nu gebruik ik een mid-bruine retouche spray. Niemand die het merkt en ik ga pas om de tien weken naar de kapper voor een echte retouche. Waarschijnlijk ga ik binnen een jaar of tien opnieuw nadenken over blond of platina, maar dan ben ik zeventig plus, dan voel ik me er misschien beter bij. Dan is de tijd er misschien rijp voor.
Wat ik met dit verhaal wil zeggen is dat, als je twijfelt of je al dan niet voor grijs wil gaan, je het gewoon moet proberen. Zoals ik al mijn hele leven verkondig: DOEN! Terug kan altijd.” ❤️ #abfabwifty

Foto’s: eigendom van Toos Smet, gepubliceerd met haar toestemming.