Eenzaam. Iedereen kan alleen zijn maar niemand wil echt eenzaam zijn. Johanna Spaey (°1966) over haar nieuwe boek ‘Kleine encyclopedie van de eenzaamheid’.

Johanna: “De Canadese schrijver Douglas Coupland (1961) stelde in ‘Eleanor Rigby’, zijn roman uit 2004, een terechte vraag: hoe kan een schrijver met een gezin en kinderen schrijven over mensen die door en door alleen zijn. Moet een schrijver die het over een van de meest ontwrichtende ervaringen heeft niet weten wat koude, naakte eenzaamheid echt is?

Meer dan tien jaar geleden leek dat laatste een goed argument om aan ‘Kleine encyclopedie van de eenzaamheid’ te beginnen. Want ze bestaan wel degelijk, die schrijvers alleen.

Toch was het niet zo eenvoudig om over eenzaamheid te schrijven. Want hoe spreek je over ervaringen en gevoelens die je zo fundamenteel isoleren dat je ze misschien wel niet kunt delen?  Hoe schakel je de teleurstelling in jezelf en anderen uit en maak je iets wat het solitaire overstijgt? En heeft een eenzame schrijver wel recht van spreken als hij of zij net naar eenzaamheid verlangt?

Tijdens het schrijven groeide de overtuiging dat er vele soorten eenzaamheid zijn. Vaak hadden die, zo bleek, niet per se te maken met alleen leven of met het ontbreken van een soulmate. Want eenzaam zijn we met velen en eenzaamheid is er in vele soorten. Dertien- en tachtigjarigen zijn eenzaam, schrijvers, maar ook zangers en politici, zieke mensen, topfitte mensen, getrouwde en ongetrouwde mensen, achterblijvers en stervenden, honden en bomen, gelukkigen en ongelukkigen.

Er staan honderden lemma’s in ‘Kleine encyclopedie van de eenzaamheid’. Het is zeker geen zelfhulpboek of een sociologische studie, het is vooral een eigenzinnig boek geworden dat ik heb ingevuld met gedachten, eigen ervaringen en misschien soms erg vreemde associaties. Nu het af is, weet ik dat er nog zo veel vormen en soorten van eenzaamheid zijn waarover ik moet schrijven. Hieronder lees je alvast een paar lemma’s uit het boek.”

ALLEENWONENDE

Wie alleen woont, moet zijn hulpeloosheid alleen overwinnen. Je staat er alleen voor wanneer spinnen met sinistere bedoelingen in de herfst door je huis kruipen of wanneer de kraan in de badkamer begint te lekken. Even ‘schat’ roepen, waarna de hulp toesnelt, is er niet bij. Wie alleen is, heeft alleen zichzelf om moedig te zijn, ook al ben je dat niet. ‘Ik kan dit niet, ik kan dit niet’, is een mantra waar je niet ver mee komt wanneer de regen op een avond door het platte dak sijpelt of de boiler het begeeft. Je moet een oplossing vinden. Als een alleenstaande expliciet hulp moet vragen aan een ander, voelt dat in veel gevallen alsof hij of zij iemand tot last is. Nog voor je belt, vul je al in wat de hulpverlener zal denken.

Niet weer! Geen zin! Laat me met rust! Dus bel je niet en drupt de regen genadeloos door het dak. Daarom deze tip voor handige mensen met een goed hart: breng als je bij alleenwonende klunzen op bezoek gaat spontaan een hamer, een schroevendraaier en een boormachine mee. En misschien een krant om spinnen dood te meppen. Wacht niet tot ze het zelf vragen. Gun hun wat gemoedsrust. Gun hun wat trots.

BEGEERTELOOSHEID

Freed from desire, zong Gala (1975) in 1996. Bevredigende eenzaamheid vereist een zekere onthechting, wie vrij is van begeerte verdraagt het alleen-zijn makkelijker. Als je genoeg hebt aan een hutje op de heide, een stulp in het bos, dan kun je misschien ook makkelijker leven zonder liefde en seks. Vreemd genoeg denken weinig kansarmen die in een lekkend krot wonen dat ze begenadigde mensen zijn, vrij van begeerte, met niets meer om naar te verlangen, ook niet naar een partner. Hun absolute basisbehoeften (eten, drinken, een schuilplaats) komen voortdurend in het gedrang. In die overlevingsmodus is het minder vanzelfsprekend dat je wat filosofisch je verlangens wegwuift: laat maar, ik eet wel niet. Dat geldt ook voor je basale verlangen naar gezelschap en seks. Bevredigende eenzaamheid en vrije keuze blijken dus iets met elkaar te maken te hebben. Of op z’n minst met de tijd die je krijgt om in die eenzaamheid te groeien. Want, daar zit het angeltje: dat waar je niet meer naar verlangt, kun je, als je dat zou willen, ook terugkrijgen.

LAIKA

Ze is geen mens, als dat wel zo was geweest, dan zou het idee dat ze ooit een held zou worden haar bange hart nog kunnen misleiden: voor eeuwig het eerste levende wezen dat een rondje rond de aarde zou draaien. Kijk eens, Laika (1954-1957): standbeelden, postzegels, boeken en libretto’s … Eerst wordt ze geplet in te smalle kooien, gecentrifugeerd en uitgehongerd. Ze hebben haar op straat gevonden, denken dat ze daarom sterker zal zijn. Een van haar trainers neemt haar voor haar vertrek mee naar huis om met zijn kinderen te spelen. Een laatste keer; iets aardigs, net als die kus op haar neus voor ze de ruimte in wordt geschoten. Na een paar uur geeft ze geen teken meer van leven. Dood door stress of oververhitting. Altijd lief en flegmatiek, zeggen ze over haar. Tegen dan heeft ze begrepen waarvoor ze haar op aarde nodig hadden, die aardige mensen die haar ten afscheid kusten.

OKTOBERFEST

Ooit ben je zover dat het je niet meer kan schelen dat je tussen zes miljoen vreemden zit te drinken en met het schuim op de lippen erop los schunkelnt. Zeker als niemand je nog aanraakt, je een barre woestijn bent geworden, te gekreukeld om het bed te delen, krijg je hier zomaar de warmte van de man naast je tegen je aan. Hij haakt zijn arm in de jouwe, huid op huid, eindelijk nog een keer. Hij spuugt wat bier in je gezicht als hij zijn mond opentrekt.

Je denkt aan de lichamen lang vervlogen die je beroerden. Je dirndl bloeit weer even op. Heil prosit. In de biertent biedt je verlies van fatsoen je zomaar een dag lang de warmte van een ander.

TEENAGER

Op geen enkele leeftijd giert het abstracte verlangen naar een meisje of jongen meer door je lijf. Ik. Wil. Iemand. De blikken die je haar of hem toewerpt, helpen nooit om je eenzaam hunkeren te vervullen. Het is nu eenmaal ontologisch, je kunt dat niet sussen met dat nieuwe meisje dat in je buurt komt wonen of de jongen die je hoogstens een keer per jaar op de kermis ziet. Iemand op die leeftijd willen, betekent vooral door iemand worden gewild. Zie me, ken me, erken me, geef betekenis aan deze jaren waarin je zelf je grootste vijand bent. Allang de teenager voorbij draai je ‘Teenage Kicks’ van The Understones zeven keer na elkaar, de herinnering aan die ene buurjongen die je nooit een blik heeft gegund, wringt zeven keer opnieuw je maag om.

I’m gonna call her on the telephone

Have her over cos I’m all alone

I need excitement oh I need it bad

And it’s the best, I’ve ever had

WIJ

Iemand die alleen is, kent geen wij-vorm. Koppels wel. Zij hebben naast zichzelf ook een verschijningsvorm waarbij ze in naam van hun tweeën denken en spreken. ‘Wij zullen er niet bij kunnen zijn.’ ‘Wij vinden dat onze kinderen ervaringsonderwijs moeten volgen.’ ‘Wij denken dat het niet gezond is om zo veel suiker te eten.’ Het lijkt onwaarschijnlijk dat het aandeel van de partners in dat ‘wij’ gelijk is, maar toch wordt het als één front naar voren geschoven. Die ‘wij’ zorgt er ook voor dat je, als je als alleenstaande met koppels optrekt, vaker dan je lief is met die ‘wij’ moet onderhandelen. Je bent al benadeeld omdat je alleen jezelf in de strijd kunt werpen, je moet er ook rekening mee houden dat de aanwezige ‘wij’ hun hardnekkige solidariteit met elkaar vereist, waardoor je soms oneerlijk het onderspit moet delven. Als je alleen bent, kun je je nooit achter een wij verbergen. Dat maakt etentjes of avondjes uit met koppels zo vermoeiend. Als iemand met partner geen zin heeft in een gesprek of discussie, kan zij of hij nog altijd naar de ander kijken en doen alsof die uit naam van hun tweeën spreekt. De single wordt wel altijd geacht om een standpunt te hebben, ze moet altijd haar ik-vorm verdedigen, kan nooit eens rustig de wapens terzijde schuiven en ervan uitgaan dat iemand anders wel de wij-opinie verkondigt. De wij-vorm wordt, zo leert de ervaring, vaker gebezigd door vrouwen dan door mannen. Er bestaat een soort oer-vrouwentrots dat ze het statuut van getrouwde mevrouw hebben verworven. Mannen vinden het toch makkelijker om te zeggen dat ze naar Tenerife op vakantie zijn geweest zonder hun aanhang te vermelden.

Tot slot citeren we boekrecensente (we kunnen het niet beter samenvatten) Els04: “Je kan dit boek op je nachtkastje leggen en de lemma’s als pralines degusteren, ofwel eet je ineens de hele doos leeg. Je houdt er geen indigestie aan over, beloofd. Wel hunkeren naar meer.”

Johanna Spaey